Wat beweegt jou, waar ga jij voor? Bij runpoint leeuwarden draait het allemaal om innerlijke motivatie. Door te delen wat je beweegt, kun je beter ondersteund worden in je doel of kun je wellicht anderen motiveren om er voor te gaan. Benieuwd waar enkele runpointlopers voor gaan, lees dan rustig de verhalen die Julia van Bohemen voor je op papier heeft gezet. Kom gerust langs bij runpoint leeuwarden als jij jouw verhaal wilt delen. Verse koffie staat in no time voor je klaar.
Erik Negerman hardloper
Hij heeft niet veel op met woorden als talent en wedstrijdatleet. Erik Negerman is een nuchtere bijna twee meter lange sportman met een lijf dat volgens hem het meest geschikt is voor korte afstanden. “Maar toch wil ik graag aan de 2021 editie van de Frysman triathlon deelnemen.”
Vorig jaar kopte de Leeuwarder Courant nog over een ‘ongenaakbare Erik Negerman’ die de Marathon van Sneek in een winnende tijd van 2.33,15 liep. Ga met hem in gesprek over hardlopen en dan blijkt deze wedstrijdatleet bovenal een echte liefhebber te zijn. “Zeg maar, een liefhebber die af en toe wat harder loopt. Daarom train ik zelfs in deze wedstrijdloze periode met evenveel plezier.”
Understatement natuurlijk, maar hij zegt het met grote overtuiging. Negerman heeft een succesvolle hardloopcarrière achter de rug en is inmiddels -op zijn 45ste– zoekende naar een nieuwe uitdaging. De Frysman triathlon volbrengen lijkt hem wel wat. Want hij houdt ook van zwemmen.
Dat ‘houden van’ is de reden dat Negerman elke dag een uurtje hardloopt. “Ik houd van hardlopen, maar ben in de sport begonnen met voetballen, vanaf mijn jongste jeugd tot aan de A-junioren. Op mijn zeventiende combineerde ik dat met hardlopen. Daar ben ik via mijn moeder ingerold, die af en toe een rondje ging hardlopen. De combinatie voetbal en hardlopen vond ik niet ideaal. Ik koos voor de atletiek omdat ik merkte dat in het voetbalteam de juiste mentaliteit soms ontbrak. Bovendien, bij het hardlopen kun je alleen maar jezelf aankijken als het gaat om het neerzetten van een prestatie.”
Met mijn lange pas loop ik graag de 1500 meter
“Eenmaal bij de atletiekclub vroegen ze me om aan de competitie deel te nemen. In de winter deed ik veldlopen, in de zomer was ik op de baan te vinden. Ik liep al snel voorin en kwam bij de noordoostelijke selectie terecht.”
Alhoewel hij flinke ausdauer had, als 12-jarige schaatste hij al tochten van honderd kilometer, bevielen de korte afstanden hem het beste. Eerst de tien en vijftien kilometer, later kwam de 1500 in zicht waarop hij een tijd neerzette van 3,46 minuten. “Dan loop je 24 kilometer per uur,” geeft hij als antwoord op de vraag hoe hard dat is. “Dat is met mijn lange pas voor mij de fijnste afstand.”
Een marathon lopen, wat hij wel doet maar niet altijd zijn favoriet is, betekent voor zijn lijf een zwaardere belasting. “Ik ben licht van gewicht, maar met mijn lengte ook weer relatief te zwaar voor een marathon. Eén keer per jaar een marathon is voor mij genoeg.”
Hardlopen gaat nooit vervelen
Inmiddels loopt hij al jaren en antwoordt op de vraag of het nooit gaat vervelen met een duidelijke: nee! “Het mooie aan lopen is dat je zelf de controle over alles hebt. De ene keer gaat dat beter dan de andere keer, maar ‘lopen liegt nooit’. Dat zei laatst een vriend van me en hij heeft daar helemaal gelijk in. Lopen is een pure en eerlijke sport. Het gaat zoals het gaat. Het is je thermometer, barometer en ga zo maar door. Alles heeft invloed op de prestatie. Een ruzie thuis, een slechte dag op je werk. Dat beïnvloedt het hardlopen. Lopen komt op jezelf aan. Mijn ervaring is echter dat lopen sowieso de lucht klaart,” concludeert Negerman. “Ik kom altijd met een goed gevoel of soms zelfs als herboren thuis.”
Een ander aspect dat volgens Erik Negerman veel invloed op het lopen heeft, is voeding. Dat heeft hij aan den lijve ondervonden. “Ik heb lactose-intolerantie. Het heeft jaren geduurd eer ik dat duidelijk had. In de tijd dat ik meedeed op nationaal topniveau en bij het Nederlands veldloopteam zat, speelde dat ook. De ene keer had ik er meer last van dan de andere keer, maar het heeft me wel parten gespeeld. Als ik met de voedingskennis van nu die tijd toch nog eens over kon doen…”
Voor hardlopen moet je veel doen en vooral je balans vinden
Zowel tijdens als na zijn professionele sportcarrière belandde Negerman in de sportmarketing. Hij deed lange tijd de promotie voor Keniaanse atleten waaronder langeafstandsloopster Lornah Kiplagat. Daarna volgde een baan bij de Koninklijke Nederlandse Schaatsenrijders Bond.
Hij woonde in die periode achtereenvolgens in het Noord-Hollandse Groet en later in Hilversum. Inmiddels woont Negerman weer in Bolsward, waar hij ook vandaan komt. “Ik woon hier met mijn gezin met mijn twee jongens van tien en dertien jaar. Ze doen beiden aan atletiek. Op dinsdag, woensdag en vrijdag ben ik met mijn zoons bij de atletiekclub in Sneek en dan ren ik zelf ook een rondje. Met de oudste ga ik twee keer in de week samen hardlopen. Mensen menen dat mijn jongens talent hebben, maar ik heb een hekel aan dat woord. Kinderen denken dan al snel dat ze voor dat waar ze goed in zijn weinig hoeven te doen. Voor hardlopen moet je juist heel veel doen, en er tegelijkertijd voor zorgen dat je geen blessures oploopt. Je moet een balans vinden in trainen, rusten en voeding. Lichamelijk en geestelijk moet je je evenwicht vinden. Je probeert alles continu te optimaliseren, iedere dag maar weer. Dat is het mooie van atletiek. Dat heb je zelf voor een groot deel in de hand.”
Negerman heeft nog enorm veel plezier in het lopen ook al gaan de prestaties achteruit, meent hij zelf. “Het is meer en meer de beleving van het lopen door de natuur waar ik me goed bij voel. Nee, ik kan niet zonder hardlopen. En dat geldt inmiddels ook voor zwemmen in buitenwater. De stilte in het landschap en alleen je eigen ademhaling horen.”
Arjan Visserman hardloper en hardlooptrainer
“Ik was een trainingsbeest en ging voor een topsportcarrière, totdat er blessures kwamen. Tegenwoordig probeer ik vooral mijn passie voor het hardlopen over te brengen op recreatieve lopers, en train meerdere loopgroepen. Ik blijf fanatiek, maar het gaat me nu vooral om zo lang mogelijk die vrijheid te kunnen ervaren van lopen waar en wanneer ik wil.”
“Hardlopen was lange tijd mijn beroep. Op mijn zestiende brak ik door met de toen snelste tijd op de 800 meter ooit wereldwijd gelopen, 1.48.36. Op mijn achttiende stapte ik over naar vooral kortere sprintafstanden en ook dat ging goed. Op mijn negentiende was ik de beste senior en mijn Nederlands record van 45.68 op de vierhonderd meter heeft heel lang gestaan.
Het is allemaal begonnen toen ik regelmatig met mijn moeder meeging naar een cross. Ik was toen een jaar of tien. Dan deed ik aan zo’n wedstrijd mee en werd ik eerste. Dat voelde natuurlijk goed. Ik werd lid van atletiekvereniging Impala in Drachten en ging steeds fanatieker trainen. Totdat ik het zo goed deed dat ik professioneel loper werd.
Als prof wilde ik er echt voor gaan. Ik verhuisde op een gegeven moment naar Rotterdam om bij Henk Kraaijenhof te trainen, die ook topatlete Nelli Cooman onder zijn hoede had. Ik was een trainingsbeest. Deden andere lopers een training van meerdere 60 meter sprints binnen, ging ik naar buiten om een heleboel 500 meters eruit te persen. Alles om maar een goeie 400 meter te lopen. Ik ging tot het uiterste.
De keuze voor de 400 meter was snel gemaakt toen ik op die 800 meter maar niet sneller werd. Ik kreeg het de jaren erna niet voor elkaar om mijn eigen tijd op die afstand te verbeteren. Die kortere afstand ging me beter af. Alhoewel ik in 1982 derde werd op de 800 meter bij de nationale seniorenkampioenschappen. Rob Druppers werd eerste, Han Kulker tweede. De overstap naar de 400 meter legde me echter geen windeieren want ik behaalde in 1985 en 1986 zowel indoor als outdoor verschillende nationale titels.
Op hoog niveau kómen is makkelijker dan er blijven
Op mijn 21ste gooiden blessures roet in het eten, waaronder een scheenbeenvliesontsteking. Dat heeft nog lange tijd gesudderd. Bovendien had ik last van een lage testosteronspiegel waardoor ik regelmatig vermoeidheidsklachten had. Ik kon nog redelijk meekomen, maar in 1988 heb ik veel wedstrijden moeten missen. Kwamen er ook nog stressfacturen aan mijn voeten bij. Toen gingen sponsoren en de atletiekunie natuurlijk mopperen. Na twee jaar ben ik uit Rotterdam weggegaan en moest ik op zoek naar een andere trainer. Op hoog niveau kómen is makkelijker dan er blijven. Toch was ik in 1989 weer terug bij de wereldtop en schopte het bij de EK-indoor in Den Haag nog tot de derde plek in de halve finale.
In de tussentijd was ik een studie bestuurskunde gestart. Ik zou immers ook een baan moeten. Ik wilde er alles aan doen om het financieel mogelijk te maken om topsporter te blijven. Ik liep echter nieuwe blessures op, en toen in 1991 mijn zoon geboren werd, stopte ik als professioneel atleet.
Ik noem mezelf een hardloopboer
Er moest brood op de plank en ik ben aan het werk gegaan. Eerst allerlei baantjes via een uitzendbureau. Ik kwam in een heel andere wereld terecht en bleef zoekende, totdat ik in 1994 een fitnesscentrum over kon nemen. Dat heb ik met beide handen aangepakt. Tot aan 2007, waarna ik besloot loopgroepen op te starten op zes verschillende plekken in Friesland. Ik ben een hardloopboer, zeg ik wel eens gekscherend. Wekelijks rennen er driehonderd mensen in mijn groepen.
Veel ex-topsporters willen in de topsport blijven, maar ik heb gekozen om recreanten te trainen. Ik probeer de mensen de liefde voor het lopen bij te brengen. Met een klein beetje inzet kan iedereen een loper worden. De een heeft meer talent dan de ander, maar iedereen kan het. Bovendien vind ik dat er in de loopsport minder in hokjes wordt gedacht bij welke andere sport dan ook. Ik ben van mening dat iedereen zijn eigen sportbeleving mag hebben. De één rent voor de kick van een snelle sprint of een lange duurloop, de ander voor de gezelligheid.
Alhoewel ik de topsport vaarwel heb moeten zeggen, blijf ik fanatiek. Ik heb altijd teruggevochten, ondanks veel blessures. Was ik er een paar jaar tussenuit vanwege achillesproblemen, startte ik opnieuw met lopen bij Start to Run. Ik moest van voren af aan beginnen. Toch had ik er direct weer lol in en in het voorjaar van 2016 deed ik mee aan de Monnikkenloop op Schiermonnikoog. De vijf kilometer. Ik deed de daaropvolgende jaren mee, totdat ik in 2018 als derde op het podium stond. Ik ging helemaal uit mijn dak om die prestatie. Die jongelui om me heen zullen wel raar hebben opgekeken van die ‘ouwe’, maar voor mij voelde het zo geweldig.
De laatste jaren train ik weer vier keer per week en loop ik met de groepen. Vorig jaar heb ik een hardloopreis naar Havana georganiseerd, wat zo’n toffe reis werd dat ik er helemaal gemotiveerd van terugkwam. Ik liep er nog nooit zo langzaam een halve marathon, vanwege hitte en hevige regen, maar het gevoel was helemaal terug. Ik voelde me fit, ik wilde weer trainen.
Ik krijg nog altijd een kick van het gevoel in topvorm te zijn
Ook al ben ik er jaren tussenuit geweest en liep ik in 2010 mijn laatste marathon, ik ben en blijf een loper. Hardlopen is pure vrijheid. Ik bepaal zelf wanneer ik loop en waar naartoe. Dat gevoel is heerlijk. Vroeger moest ik als prof zo snel mogelijk van A naar B rennen, nu geniet ik van iedere training en loop. Hoe langzaam of snel ook. Alhoewel de drive om er wat te maken blijft. Toen ik vorig jaar op oudejaarsdag een 10 kilometer wedstrijdje liep, stoof ik bij de start weg. Daar krijg ik nog altijd een kick van. Dat is het gevoel van vroeger, het gevoel dat je in topvorm bent. Het ging vanaf het begin zo lekker en mensen complimenteerden me met mijn stijl van lopen. Technisch klopt dat natuurlijk wel. Halverwege werd ik ingehaald, zo werkt het dan ook weer, maar daar kan ik nu om lachen.
Het hardlopen is als een verslaving. Het blijft moeilijk om een training over te slaan. Als ik niet kan lopen word ik sacherijnig, ik moet die vier keer in de week rennen om mijn energie kwijt te kunnen en ik voel me schuldig als dat niet lukt. Toch moet ik het ook relativeren. Mijn enige doel is nu om fit te blijven en zo lang mogelijk te blijven hardlopen.”
Willem Wijma hardloper en triathleet
“Ik had vier maanden om voor de Frysman te trainen. Dacht nooit dat dat zou lukken, maar ben er toch voor gegaan. Het is nu vier jaar later en ik ben volop in training voor de UTMB. Daartussen zaten verschillende trails. Zo’n trail, dat doet iets met je. Het is één groot avontuur.”
“Mijn motto is ‘alles of niets’ en dan gaat het in alle gevallen om afzien én genieten. Ik kan goed de knop omzetten als ik er tijdens een training of wedstrijd doorheen zit. Eerst denk ik: ‘waarom doe ik dit?’. Als ik vervolgens door weet te pakken, voel ik me weer lekker. Dan volgt het genieten!
Waarom ik het werkelijk doe? Daar heb ik niet een logisch antwoord op. De trainingen voor een triathlon of trail zijn een prachtig proces dat vaak op de finish in een sneltreinvaart de revue passeert. Dit alles samen maakt het tot een groot avontuur.
Welke sporter wil dit nou niet?
Vrienden vinden dat ik extreem sport. Ik vind dat niet. Als sporter kan ik alleen maar denken: wie wil dit nou niet? Ik ben momenteel in training voor de Ultra Trail de Mont Blanc (UTMB) met een afstand van 171 kilometer met 10.000 hoogtemeters, en train vier tot zes keer per week. Dat wordt in de aanloop naar die wedstrijd steeds vaker. Het is naast mijn 36-urige werkwerk verdeeld over vier dagen goed te doen. Binnenkort wordt dat wel puzzelen als ik er een cursus tot Fitnesstrainer A-personal training bij ga doen, maar dat zie ik dan wel weer.
Ik heb niet altijd aan triathlons gedaan. Ik ben op mijn vijfde begonnen met voetballen. Het was jarenlang mijn lust en mijn leven. Twee keer per week trainen en in het weekend een wedstrijd. Daarnaast deed ik op een gegeven moment drie tot vier keer in de week aan fitness. Ik werd echt zo’n brede jongen.
Het ging mis toen ik last kreeg van mijn linkerknie. Ik ben er drie keer aan geopereerd, kraakbeen stuk, meniscus kapot. Er was van alles aan de hand. Ik kwakkelde een jaar lang en kwam er bovenop. Toen ik weer fit was, stond ik zo weer in de basis, maar de motivatie was verdwenen. Ik wilde niet meer.
Zwemmen had de meeste aandacht nodig
Dat was vier jaar geleden. Tijdens mijn revalidatie had ik al eens met de fysiotherapeut gesproken over triathlons doen en dat leek na het voetballen een mooie nieuwe uitdaging. Vooral omdat ik heel goed in mijn eentje kan trainen. Het hardlopen kende ik van voetbaltrainingen en ik had al een paar keer een vakantie in het buitenland met de racefiets gedaan. Zwemmen kon ik echter niet goed, dus dat had de meeste aandacht nodig. Iedere vrijdagavond lag ik in het zwembad om te oefenen en te trainen. Het was 2016 en ik zou de Frysman gaan doen. De hele triathlon.
Twee weken voor de Frysman deed ik als opwarmer een kwart triathlon in Stiens en dat ging prima. Ik had in mijn hoofd om de hele in twaalf tot dertien uur te volbrengen. Ik zou me niet in het rood lopen en tegelijkertijd ook niet te voorzichtig doen. Ik wilde het zo relaxed mogelijk oppakken. Bij het zwemmen kregen we te maken met een enorme golfslag door de harde wind. Dat was voor mij echt overleven. Het fietsen ging beter en het hardlopen verliep prima. Tot de laatste tien kilometer. Vanaf dat punt was het absoluut afzien. Toch finishte ik binnen die twaalf uren, na slechts vier maanden trainen en een kwart triathlon als oefening. Ik was er hartstikke trots op.
Mijn vader trouwens ook. Dat zeg ik omdat hij er nogal over in had gezeten. Net als mijn moeder en al mijn vrienden. Wat mijn vader dacht, dachten zij ook. Dat ik als jonge vent nog eens neer zou vallen met zulke extreme inspanningen. Maar als ik mezelf een doel stel, ga ik daar helemaal voor en maak het ook af. Zo zit ik gewoon in elkaar. Dat weten ze.
Tijdens een trail ben ik helemaal in het moment
Tussen die eerste Frysman en de komende UTMB hebben nog flink wat trails gezeten. Zo ging ik naar Oostenrijk om te fietsen en te trailen. Rugzakje op en de bergen in. Ik vind dat het mooiste dat er is en het doet echt iets met me. Als ik aan het rennen ben met al die hoogtemeters denk ik nergens meer aan. Ik ben helemaal in het moment. In een training geeft me dat veel voldoening en tijdens wedstrijden spreek ik mezelf wel eens toe: ‘geniet nou ook even’. Dan probeer ik meer om me heen te kijken, alhoewel dat niet altijd vanzelfsprekend is want je moet soms goed je koers en evenwicht houden op smalle hellende paden. Ik moet me concentreren.
In 2017 deed ik een 53 kilometer trail in de Dolomieten met 3700 hoogtemeters. Dat was voor mij echt een ontgroening. De ultieme leerschool. Ik was gewoon te snel gestart en de laatste twintig kilometer zat ik helemaal kapot. Mijn maat heeft me op sleeptouw genomen. Het was te veel afzien geweest en te weinig genieten. Zo moet je niet iedere wedstrijd lopen.
Niet veel later deed ik een tweede en een jaar later nog een derde Frysman en meerdere trails met de nodige hoogtemeters, waaronder eentje in België van 100 kilometer, een andere van 103 kilometer in de Dolomieten en de TDS (Traces des Ducs de Savoie) van 119 kilometer. Vooral om punten te halen om aan de UTMB deel te kunnen nemen.
De uitdaging zit ‘m voor mij ook in het onderzoeken wat mijn lichaam aankan. De Frysman, trails en de UTMB zijn daar heel geschikt voor. Tegelijkertijd droom ik van nog meer. Nog verder. Stel dat ik vanuit mijn huis van start ga en naar Spanje hardloop, om maar iets te noemen. Dat lijkt me fantastisch. De Appalachian trail is ook nog wel een optie.”
Inge van der Kooij hardloper en zaterdagkracht bij runpoint
“Ik breng mijn enthousiasme voor sport graag over op anderen. Ik sport zelf zo’n vier keer per week en het geeft me een gevoel van vrijheid. Wedstrijden zie je me niet doen, ik wil niet moéten. Geen druk. Ik ga rennen wanneer ik daar zin in heb. Soms heb ik geen zin. Ga ik toch, en voel ik me nadien geweldig. Zo werkt het dan ook weer.”
“Als klanten om hardloopschoenen komen en nog maar net zijn begonnen met hardlopen, zijn ze vaak bescheiden. ‘Ik loop echt geen 21 kilometer’, vertellen ze me dan wat schichtig. Als ik dan antwoord met: ‘ik ook niet’, is dat voor hun vaak een geruststellende gedachte. In de winkel komen heus diehards die marathons lopen of ultrarunner zijn. Die draaien hun hand niet om voor veertig of zestig kilometer hardlopen, en soms zelfs meer. Tegelijkertijd is er een andere groep, en die groep is groot, die net beginnen of de vijf of tien kilometer als doel hebben. Dat is een prima afstand. Het maakt gewoon niet uit hoeveel kilometers je aflegt, als je er maar plezier aan beleeft. En natuurlijk goede schoenen aantrekt, want een groot deel van het plezier hangt af van blessurevrij lopen.
Ik ben van nature enthousiast en vrolijk. Ik heb een open mind en klanten voelen dat. Als ik met een klant praat over hardlopen is dat weliswaar enthousiast, maar het grootste cadeau is dat die klant tevreden naar huis gaat en zich gezien voelt. Ongeacht de afstanden die hij of zij loopt. Ik leg de lat voor mezelf als loper helemaal niet hoog, voor een klant ook niet.
Mijn ouders stimuleerden het sporten
Voor mij is lopen als een ontlading van alle drukte. Ik ben op zaterdag in de winkel te vinden, de rest van de week werk ik op kantoor en in de wintermaanden zit ik ook af en toe achter de balie bij de Elfstedenhal in Leeuwarden. Ik ben een bezige bij. Het sporten en alles wat met sport te maken heeft, vind ik heerlijk.
Ik ben sportminded opgevoed. Mijn ouders stimuleerden dat, maar hebben me nooit gedwongen. Ze meenden dat sport gewoon goed voor je is, voor je lijf en je sociale ontwikkeling. Tot aan mijn zestiende deed ik op hoog niveau aan turnen, en ik tenniste. Ik ga nu twee keer in de week naar de sportschool, tennis nog één keer per week en ik ren.
Ik vind het belangrijk dat mensen sporten, op welk niveau dan ook. Vroeger liep je nog eens naar de brievenbus met je post, nu zijn we de hele dag aan het mailen. Zittend! Daarom is het belang van bewegen groot. Zelf startte ik met lopen bij start to run. Gewoon om lekker te leren lopen.
Schoenen moeten lekker zitten en goed voelen
Ik zeg vaak gekscherend: sporten is voor het gevoel na die tijd. Dat kent iedere sporter wel. Heb je eigenlijk geen zin, ga je toch, voel je je nadien geweldig. Vooral als je onder de douche vandaan komt. Maar het begint met van de bank afkomen.
Er is dan natuurlijk veel gelegen aan je motivatie, maar als je iets leuk vindt dan lukt dat meestal wel. Ik probeer mijn enthousiasme voor sport op de mensen over te brengen. Op een laagdrempelige manier. Ik wil dat mensen zich vrij voelen in het sporten, net zoals ik, en dat ze zich ook niet genoodzaakt zien om bijvoorbeeld de duurste schoenen te kopen. Het gaat om de schoen die bij je past, ongeacht de prijs.
Er staat een loopband in de nieuwe ingerichte winkel, die middels camera’s zicht biedt op hoe je loopt en dat ook registreert. Daardoor kunnen we nog beter inschatten welke schoen het meest geschikt is. Met een paar nieuwe schoenen een rondje buiten de winkel over de gracht rennen, mag ook nog steeds. De schoenen moeten immers ook lekker zitten en goed voelen. Zowel aan je voeten als in je lijf en je hoofd. Dán raak je het meest enthousiast.”
Nanne Nicolai lange afstandswandelaar en hobbyfotograaf
“Ik houd van wandelen. Van lange tochten in de natuur. De verbindingen die ontstaan met medewandelaars zijn voor mij het meest belangrijk. Soms verloopt een contact vluchtig, soms is het heel intens. Ik heb er vrienden en vriendinnen aan overgehouden.”
“Ik kan prima in stilte wandelen. Tegelijkertijd vind ik het onderling contact tijdens een tocht fantastisch. Dat ontstaat niet zomaar, en eigenlijk ook weer wel. Tijdens een wandeltocht ben je op elkaar aangewezen. Iedereen wandelt, iedereen gaat voor die eindstreep. Dat schept een band.
Dit jaar ga ik voor de achttiende keer de Elfstedentocht wandelen. Je kunt je voorstellen dat ik jaarlijks een groot aantal bekenden tref omdat veel mensen zo’n tocht keer op keer doen. Dat zijn op een gegeven moment niet alleen medewandelaars, maar soms ook echte vrienden en vriendinnen. Met die mensen deel ik lief en leed. Als je elkaar na tijden weer treft, vertel je elkaar tijdens het wandelen wat je in de afgelopen periode hebt meegemaakt. En dat is natuurlijk niet altijd rozengeur en maneschijn.
Het kan zich echter ook voordoen dat ik iemand voor de eerste keer ontmoet en we al wandelend elkaar leren kennen en eveneens onze verhalen met elkaar delen. Iedereen heeft immers een verhaal. Die verbinding, met bekenden en onbekenden, is waar ik het voor doe. Dat geeft zo’n fijn gevoel.
Ik ben een open boek en heb wandelend mijn verdriet kunnen delen
Dat wandelen is echt een sport, maar ik moet eerlijk bekennen dat het in een bepaalde periode van mijn leven ook therapeutisch heeft gewerkt. Ik ben mijn vrouw vier jaar geleden verloren, na een lange periode van ziekte. Ik ben een open boek en heb tijdens het wandelen veel verdriet kunnen delen met andere lopers. Gewoon door er over te praten. Ik heb er veel steun aan gehad.
Het is echter ook weer niet zo dat ik het daar de hele tijd over heb. Wandelaars onderling kletsen ook heel wat af over materiaal bijvoorbeeld. De schoenen, de kleding. Ook dat hoort erbij. Bovendien is het regelmatig flink lachen. We hebben veel lol.
Tijdens mijn werkzame leven ben ik al met het wandelen begonnen. Bij mij ontstond het wandelvirus in 2000, toen De Slachte werd gelopen. Niet veel later deed ik een wandel-etappe van de Elfstedentocht. Ik had me ingeschreven voor die van Franeker naar Dokkum. Ik dacht: dat lukt me wel. En dat was ook zo. De volgende dag zou er gelopen worden van Dokkum naar Leeuwarden, langs Damwoude waar ik woon. Ik had daar zo graag aan mee willen doen, maar ik had me niet ingeschreven. Daar baalde ik gigantisch van. Die keer daarop was ik er helemaal bij.
Je loopt uren met elkaar op en hebt geen idee van wat die ander in het leven doet
Ik ben er nooit meer mee opgehouden. Als ik nu iets in Dokkum moet, ga ik gerust lopend. Behalve dat het fijn is, is het ook een goede training en ik houd ervan om in de natuur te zijn. Lekker buiten. Ik heb in al die jaren een groot aantal tochten volbracht. De 24 uurs- Samenloop voor hoop, meerdere keren de Kennedy Mars van tachtig kilometer, zeven keer de Vierdaagse van Nijmegen, regelmatig rondje Ameland, rondje Sneekermeer en ga zo maar door. De Elfstedentocht blijft mijn favoriet.
Steeds weer is iedereen blij elkaar te zien en delen we vreugde en verdriet met elkaar. Je wilt altijd weten hoe het met die ander gaat. Dat geeft een warm gevoel. Zo maak je vrienden en in sommige gevallen zijn die mensen ook in een andere rol in mijn leven terecht gekomen. Een van mijn loopvrienden was de bode tijdens de begrafenis van mijn vrouw en een andere loopvriendin leidde als dominee het afscheid.
In dat laatste geval is het bijzonder om te vertellen dat je soms al uren met elkaar oploopt en van elkaar niet weet wat je in het dagelijkse leven doet. Hoeft ook niet, maar in dit geval vroeg ik haar na een lange dag lopen wat ze deed voor de kost. Nooit kunnen vermoeden dat ik met haar, in de rol van dominee, zo’n bijzonder persoonlijke situatie zou delen. Nu lopen we ieder jaar zeker even met elkaar op, tijdens de Elfstedentocht. Je kunt je voorstellen dat dat heel vertrouwd voelt.
Inmiddels is een leven met het wandelen van lange afstanden een lifestyle geworden. Ik zou niet meer zonder willen, geniet enorm van het bewegen én van de natuur. Er zijn verlangens en dromen over nieuwe tochten. We zullen zien of dat er ooit van komt.”
Miny Verheij hardloper en lees & mediaconsulent
“Hardlopen is ‘mijn tijd’. Met een druk gezin en een baan is lopen voor mij als opladen en ontladen tegelijk. Ik hoef niet altijd speciaal een doel te hebben. Ik loop om het lopen en geniet van het buiten zijn.”
“De laatste tijd loop ik wat minder vanwege drukte in mijn gezin. Wij hebben twee pleegkinderen met een beperking en met name de verzorging van de jongste nam de afgelopen periode meer tijd. Dat neemt niet weg dat ik blijf lopen. Voor ik het weet ren ik weer vier keer per week. Geen loopgroep voor mij, ik train altijd in mijn eentje. Dan kan ik gaan wanneer ik wil en meestal is dat vroeg in de ochtend, rond zes uur bijvoorbeeld. Ik ben weer thuis als de kinderen wakker worden.
Ik sport al van jongs af aan. Op zesjarige leeftijd deed ik aan shorttrack. De trainingen in de zomermaanden vond ik het leukste, lekker hardlopen en wielrennen. Intervaltrainingen, steigerungen doen. Ik vond dat allemaal heerlijk. In mijn puberteit koos ik voor streetdance, samen met vriendinnen. Toen iedereen op zichzelf ging wonen en ging studeren verloor ik die meiden uit het oog en ben ik voor mezelf gaan hardlopen. Mijn onrustige aard maakt dat ik dat nodig heb. Voor mij werd lopen op een gegeven moment een manier om na te denken, om zaken in mijn hoofd op een rij te zetten. Ik ga liever hardlopen dan dat ik met anderen moet praten.
Die man met de hamer kwam maar niet
Het lopen ging steeds beter en ik maakte een snelle ontwikkeling door. Negen maanden nadat ik regelmatig trainde, liep ik de marathon van Rotterdam, dat was in 2014. Ik ben daar vrij onbevangen aan begonnen, had geen idee hoe het zou gaan. Ik dacht maar steeds ‘wanneer komt die man met de hamer nou?’. Iedereen had me verteld dat die geheid zou komen. Dat moment kwam echter niet. Ik liep een tijd van 3 uur en 37 minuten en werd er zo blij van!
Ik heb inmiddels twee keer de marathon van Rotterdam gedaan, één keer Terschelling en mijn meest recente marathon is die van Eindhoven in 2018. Ook al loop ik vrij makkelijk, ik neem het wel serieus. In de periode voor een marathon wordt iedereen gek van mij, want dan staat alles in het teken van die tocht. Ben ik er constant mee bezig. Veel trainingen doen, voldoende rust nemen en goed eten. We eten hier thuis vegetarisch en dierlijke producten laten we ook zoveel mogelijk achterwege. Ik heb wel wat vaste gewoonten. Ik zweer bijvoorbeeld bij suikerbrood voor een duurloop of marathon. Zo ben ik op mijn manier het beste voorbereid.
Dat hele traject richting die marathon vind ik prachtig. Steeds meer kilometers rennen en je alsmaar fitter voelen, dat is machtig. En met zo’n voorbereiding voel ik me heel goed tijdens die 42,195 kilometers. Niet dat ik niet hoef af te zien, maar van afzien kun je ook heel blij worden.
Het gaat om lekker lopen, niet om die kilometers
Naast duurlopen, loop ik ook graag trails. Die ruim 42 kilometer rennen is interessant, maar er is nog zoveel meer. Ook een halve marathon is leuk, evenals verder gaan dan de marathon-afstand. Ik wil ook nog wel vijftig of zestig kilometer hardlopen. Het zou geweldig zijn als dat lukt, maar in alle gevallen wil ik lekker lopen. Die kilometers of ‘moeten presteren’ doen er dan minder toe.
Mijn vrouw en ik vormen een gezin met twee pleegkinderen. De kinderen hebben een beperking, de jongste zit in een rolstoel. Als je een lichamelijke beperking hebt, is bewegen niet zo vanzelfsprekend. Toch is er vaak meer mogelijk dan je in eerste instantie denkt. Op dit moment loopt er een aanvraag voor een hardlooprolstoel voor mijn jongste. Daar kan ik echt naar uitkijken. Ik zou het geweldig vinden om mijn kind ook op die manier het buitenzijn te kunnen laten ervaren door samen te gaan rennen. Samen genieten.
Met andere woorden: denk in mogelijkheden. Mijn kinderen laten me zien dat er toch meer mogelijk is dan je in eerste instantie denkt. Nooit zomaar opgeven. Doorzetten is belangrijk. Mede daarom word ik zo blij van die kinderen. Ze zijn puur en leren mij om in het moment te leven. Nu genieten en niet piekeren over morgen of wat er allemaal mis kan gaan. Deze positieve mindset helpt me tijdens een race als ik het zwaar heb. Of als het tijdens een training niet gaat zoals ik wil.”
Julia van Bohemen hardloper en tekstschrijver
“Ik sportte in mijn jeugd behoorlijk fanatiek, maar daarna werd het sportief gezien stil. Pas na mijn vijftigste pakte ik het weer op en binnen twee jaar liep ik een marathon. Het gaf me zoveel voldoening. Het gaat voor mij ook over mezelf leren kennen en vooral over voelen. Dat laatste is voor mij een uitdaging en maakt me ook kwetsbaar. Als het lukt is er dat gevoel van vrijheid en voel ik me sterk.”
“Ik was ervan overtuigd dat ik het nooit meer zou doen: wedstrijden. Geen haar op m’n hoofd die eraan dacht met zo’n opgespeld nummer op mijn buik te gaan rennen. Totdat ik door mijn loopmaatjes aangespoord werd aan een halve marathon mee te doen (lekker dichtbij huis, kun je op de fiets naartoe. Gewoon even meelopen) en die eigenlijk zo gek niet ging. Voor ik het wist stond ik ingeschreven voor de marathon van Rotterdam, liep ik meerdere halve marathons en inmiddels zit ook de hele van Terschelling erop. Ik vind het fantastisch, vooral ook de trainingen daar naartoe. Dat is een proces.
Dat proces heeft voor mij met controle te maken. Door te trainen en daarmee controle te creëren over lijf en leden, voel ik me sterk. Heb ik het gevoel dat me niks kan gebeuren. Dat past me wel. Zo heb ik altijd in het leven gestaan, en zocht lange tijd naar een manier om dat ‘sterk zijn’ ook echt te voelen. Dat is met het hardlopen gelukt.
Door dit nu te zeggen realiseer ik me dat het me tegelijkertijd kwetsbaar maakt. Want als ik mijn kracht haal uit trainen, komt er een moment dat je geen training overslaat. Of zelfs durft over te slaan. Stel je voor zeg. Toch heb ik me af en toe over te geven aan ‘het gevoel’ dat rust soms beter is. Een tandje eraf. Dat moet ik leren.
De balans vinden tussen rennen en rusten
Daarvoor moet ik me leren openstellen, en accepteren dat rust me verder brengt. Letterlijk en figuurlijk langzamer lopen of juist rust nemen. Rust betekent herstel en dat is van belang om spieren de tijd te geven sterker te worden. Geestelijk is dat voor een sporter vaak een uitdaging. Voor mij ook. Ik ben streng voor mezelf, maar de uitdaging zit ‘m dus vooral in de balans vinden tussen rennen en rusten. De kracht is er wel, het is juist de uitdaging om me ook kwetsbaar op te stellen. Dimmen dus en kijken wat er gebeurt. De controle loslaten, en daarna gáán. Dat is vrijheid!
Dit past zo goed bij me en voelt zo goed, dat mijn ideale week voor de helft uit schrijven en de andere helft uit sporten bestaat. Of in ieder geval buiten zijn en bewegen. Zo zou ik mijn dagen het liefste indelen, maar vooralsnog is dat niet zo. Ik heb een volledige baan en in mijn vrijetijd sport ik. Drie tot vier keer in de week hardlopen en één keer krachttraining.
Dat had ik drie jaar geleden niet kunnen bedenken. Ik was 53. Liep bij vlagen eens een rondje hard, maar veel verder dan tien kilometer kwam ik niet. Interval of duurloop? Ik liep gewoon. Er zat geen structuur of opbouw in.
In mijn jeugd heb ik fanatiek geschaatst. Selectieniveau. Dat soort werk. In een tijd dat de klapschaats nog niet bestond en die snelle pakken nog maar net op de markt kwamen. Toen ik ging studeren heb ik nog een tijd kinderen schaatsles gegeven, maar op een gegeven moment stopte dat ook.
Ik word gillend gek van de hele dag op je krent zitten
Daarna sportte ik nauwelijks nog. Op af en toe dat rondje rennen na. Twee relaties en vier kinderen later voelde ik dat het roer om moest. Ik kon al slecht tegen zondagen waarop je bij mensen op bezoek ging en de hele dag op je krent zat. Gillend gek werd ik daarvan. Het maakte me niet alleen onrustig, maar ook sacherijnig. Wat kon ik daarop verzinnen?
Ik was bovendien hele zaterdagen kwijt aan het halen en brengen van mijn sportende kinderen naar tennisbanen en voetbalvelden. Maar dát vond ik juist leuk. Daar genoot ik van. Ik zag de opwinding van die kinderen voor een wedstrijd en de voldoening erna. De gezelligheid ook.
Ik miste het zelf enorm. Lang verhaal kort. Ik zag een oproep op Facebook voor een 50+ hardloopgroep. Ik liet het drie keer aan me voorbijgaan. Het klonk zo oubollig en duf. Dat kon niks zijn. Ik weet niet meer waarom, toch heb ik me aangemeld. Tien weken trainen en daarna de vijf kilometer van Loop Leeuwarden doen, dat moest wel lukken. Dat beetje conditie had ik wel.
Ik kan me niet heugen dat ik een training heb overgeslagen
Na een week of drie was ik helemaal om. Ik vond het heerlijk om te lopen, nieuwe mensen te ontmoeten en de groep was superleuk. Allemaal gemotiveerde mensen die trouw naar de training kwamen en één keer in de week aan de hand van het schema zelf liepen.
Na die loop heb ik me bij Loopgroep Leeuwarden aangemeld. Van één keer in de week trainen ging het al snel naar twee keer. En toen ik meegevraagd werd voor een duurloop op zondagochtend ging het helemaal hard. Ik kan me niet heugen dat ik een training heb overgeslagen.
Vooral de zondagochtend-duurloop bracht me waar ik onbewust naar had verlangd, lopen in de natuur. Ik wist niet dat ik het zo gemist had. Het ontdekken van zandpaden, het lopen van klassieke rondjes, het ervaren van bijzondere routes. In één woord geweldig. Het leidde uiteindelijk tot die marathons.
Ik trainde in bloedheet weer, door regen en wind en bij gevoelstemperatuur min 15 graden. Je kunt er last van hebben, maar eigenlijk heb je dat alleen als je je eraan gaan storen. Als je loopt is het gewoon wat het is. Niet alleen de weersomstandigheid. Alles eigenlijk. Dat maakt het lopen zo aards. Dat heb ik nodig. Om goed te kunnen voelen dat ik leef.
Ren niet weg van pijn, zet er iets tegenover
Dat klinkt als iets heel groots, maar dat valt ook wel weer mee. Ik heb, net als veel andere mensen, ook minder leuke dingen meegemaakt in mijn leven. Mensen hebben me wel eens gezegd dat ik letterlijk wegloop van pijn en verdriet. Zo zie ik het niet en zo voelt het ook niet. Ik ren niet weg van pijn, ik zet er wél iets tegenover waardoor het allemaal beter te behappen is.
Je ‘verwerkt’ heus niet zomaar een probleem of trauma door een rondje te gaan rennen. Lopen gaat voor mij veel meer over voelen. Voelen dat je leeft, beweegt, vooruitkomt. Het is als een contragewicht voor alle negatieve bagage die je met je meedraagt. Heus niet zaligmakend, maar je komt in een andere state of mind. En dan gaat hardlopen al snel een deel van je leven uitmaken. Nooit meer zonder.
En zeker niet na je vijftigste. Als je weet wat bewegen, sporten en in dit geval hardlopen met je kunnen doen, dan kun je daar zo veel verder mee komen en vooral van genieten. Op welk niveau dan ook. Het leven wordt er gewoon leuker door. Ik wil dat heel graag uitdragen en er anderen mee inspireren. Met bijkomend voordeel dat je er gezond bij blijft en er een strakker lijf aan overhoudt.”
Stefan van der Pal hardloper, triatleet en sportdocent
“Bij veel mensen stopt het bij 42 kilometer. Bij mij niet. Dat had ik als kind al, dat ik mezelf wilde uitdagen door zonder eten op zak kilometers ver te gaan fietsen. Kijken hoe lang ik het vol kon houden. Ik wil constant mijn grenzen verleggen, en ben niet bang voor pijn.”
“Er is iets waardoor ik de grenzen niet ‘zie’. Die betekenen niets voor mij. De ongeschreven regel dat je voor een marathon niet verder dan 32 kilometer mag trainen, zegt me niks. Ik loop dan gewoon zestig kilometer. Daarna ben ik een beetje stijf en moe natuurlijk, maar voel me verder prima.
Dat had ik vroeger al. Ging ik vier of vijf uur fietsen en nam ik bewust niks te eten mee. Kijken hoe lang ik het kon uithouden. Ik wilde weten hoe dat voelde. Ik heb wel eens ergens aangebeld met de vraag of iemand een glaasje water voor me had. Kreeg ik er ook nog een koekje bij. Geweldig!
Op die manier heb ik mijn lijf goed leren kennen en durf ik uitdagingen aan te gaan. Ik vind dat je eerst iets moet proberen voordat je kunt zeggen dat het niet kan. Als ik me fit voel, ga ik. En mentaal? Ik denk daar niet te veel over na. Ik vind altijd dat je jezelf niet moet beperken. Pijn doet het toch wel. Op een gegeven moment deed ik ieder weekend een halve of hele traithlon.
Het gevolg van een slechte zwemervaring in mijn jeugd
Lopen en fietsen waren daarbij geen probleem. Zwemmen was de zwakste schakel. Daar verloor ik in het begin het meeste op. En er was nog iets mee. Ik kwam eens op jonge leeftijd al spelend in een zwembad onder water klem te zitten, onder een drijvende basket. Laten we zeggen dat dat een slechte zwemervaring was. Zwemmen was daardoor lange tijd verre van favoriet en toen ik startte met triathlons kreeg ik het in het begin bij zo’n massale start altijd flink benauwd. Je krijgt klappen, er wordt geschopt en geduwd om maar weg te kunnen komen. Daar zaten soms angstige momenten bij.
Er zat maar één ding op, trainen om zo hard mogelijk weg te kunnen zwemmen. Ik wilde koste wat kost na het startschot meteen vooraan liggen. Weg van iedereen en de ruimte hebben. Daar zijn niet alleen conditie en kracht, maar ook techniek voor nodig. Ik heb jaren geïnvesteerd in zwemtrainingen om explosief weg te kunnen zwemmen.
Het is zo’n acht jaar geleden dat ik twee trainingen op een dag deed. Fietsen, zwemmen of hardlopen. Wat het zwemmen betreft trainde ik vier tot vijf keer per week van zes tot acht uur ’s morgens in het zwembad. Eerst werd ik tijdens de trainingen steeds beter. In wedstrijden bleek ik uiteindelijk helemaal niet sneller te worden. Ik begreep maar niet waarom het juist dan niet wilde. Ging ik nog harder trainen.
Harder trainen doe je eigenlijk alleen maar uit onzekerheid
Het gevolg was dat ik overtraind raakte. Jarenlang had ik mijn lichaam flink afgebeuld. Op dat moment was er een grens bereikt. Ik besloot nog maar twee keer in de week die zwemtrainingen te doen. Vanaf dat moment ging ik wél harder. Zo heb ik geleerd dat rust belangrijk is. Je moet goed kunnen herstellen, en je bent je conditie, je uithoudingsvermogen echt niet zomaar kwijt. Het gaat er op zo’n moment om dat je vertrouwen hebt in jezelf. Harder trainen doe je eigenlijk alleen maar uit onzekerheid. Als je weet wat je kan, zowel fysiek als geestelijk, schrik je niet van iemand die bij je wegfietst. Je moet bovendien accepteren dat je pijn krijgt, soms misselijk wordt. Hoort er allemaal bij.
In 2017 draaide ik mijn beste seizoen tot nu toe. Ik deed mee aan de Ironman in Hamburg en werd een jaar later tweede in de Elfsteden Ultraloop. Ik had graag die in Hawaï gedaan, maar kon me er niet op tijd voor kwalificeren. Ik kreeg tijdens het voorafgaande traject een hersenvliesontsteking. Toen ik opteerde voor de race in Hamburg, kreeg ik te horen dat dat niet zou kunnen, maar ik ben er toch voor gegaan. Ik heb nog even op kop gefietst, maar bij het hardlopen ging het mis. Ik had gewoon niet genoeg inhoud. Dat voelde op z’n minst heel vervelend. Het is een smetje op mijn sportcarrière.
Ik ben niet trots op mezelf, wel op mijn vrouw Marianne
Of ik trots ben op wat ik tot nu toe bereikt heb? Nee, ik ben niet trots op mezelf. Nooit. Ik ben wel trots op mijn vrouw Marianne. Kijk, ik hoef voor die Elfsteden Zwemtocht alleen maar te trainen. Terwijl ik urenlang ‘tig baantjes in een zwembad afleg, verzorgt zij de kinderen, laat de hond uit, regelt allerlei zaken om die zwemtocht heen. Daar heb ik enorm veel respect voor. Dat is veel omvangrijker dan uren in een zwembad liggen.
Of ik inmiddels mijn grens heb bereikt? Nee, het voelt als nooit goed genoeg. Dat kun je zien als een kernkwaliteit, maar is ook mijn valkuil. Ik moet de balans houden, maar ik blijf dromen hebben. De 120 van Tessel bijvoorbeeld of de Spartathlon. Ik laat me voorlopig nog niet beperken. Dat had ik al in mijn jeugd. Had ik een vriendinnetje in Emmen, ging ik er rustig op de fiets naartoe. Had ik dat gedaan dan wilde ik het ook een keer hardlopend proberen. Vonden mensen gek, maar ik vind niks gek.”
John Sloot hardloper en eigenaar runpoint leeuwarden
“Op het moment dat ik als hardloper kon doorbreken en misschien wel naar de Olympische Spelen zou, gooide een blessure roet in het eten. Vanaf dat moment moest ik andere keuzes maken en een nieuw doel stellen. Ik startte op 24-jarige leeftijd met een hardloopspeciaalzaak. Net zoals in die begintijd wil ik nu terug naar die ene vraag aan klanten: ‘Waar ga jij voor?’. Dat vind ik belangrijker dan voor welke schoenen je kiest.”
“Niemand zal vreemd opkijken als een sportman na zijn carrière een sportwinkel begint. In mijn geval was er van die carrière echter geen sprake. Sterker nog, op het moment dat die op doorbreken stond kwam er een kink in de kabel en was ik genoodzaakt afstand van het professionele hardlopen te nemen. Ik wist op dat moment niet wat ik moest.
Van een winkel was op dat moment nog helemaal geen sprake. Zelfs het feit dat ik als jochie al wist dat ik ooit een sportzaak zou beginnen -het was een grote wens- was ik er op dat moment niet aan toe. Ik wilde topsporter worden. Daar had ik mijn zinnen op gezet. Ik had talent en trainde er keihard voor. Op mijn zevende zat ik al op atletiek en op het onderdeel hardlopen was ik goed. Ik haalde in de loop der jaren veel prijzen, en werd vijf keer Nederland Kampioen op de 1500 meter, kampioen op de 3000 meter en cross.
Na militaire dienst stond ik tien tot vijftien uur in de week in een sportzaak en alle andere uren gingen op aan trainen. Op mijn 22ste zat ik vlakbij de limiet voor de 1500 meter op de Olympische Spelen in Barcelona. Ik moest 3.37.50 lopen, ik liep al 3.40.52 Ik ging er helemaal voor.
Tot dat moment dat ik uitvalsverschijnselen in mijn rechterbeen kreeg. Na een aantal minuten rennen hield mijn been er gewoon mee op. Ik ben er nooit achter gekomen wat de oorzaak was. Ben de hele medische molen doorgegaan maar zonder resultaat. Van twaalf keer per week trainen ging ik naar nul. Ik wist mee geen raad.
Ik startte met een aantal collega’s Running Center
In plaats van het plan om op mijn dertigste een sportwinkel te beginnen, was dat moment nu veel eerder aangebroken, op mijn 24ste. Eerst via een franchise constructie, maar toen een half jaar erna de sportketen al failliet ging, moest ik het over een andere boeg gooien. In 1993 liep er niemand hard behalve wedstrijdlopers. Recreatieve lopers waren er nauwelijks. Makkelijk was het dan ook niet. Toch durfde ik het aan en startte met een aantal collega’s Running Center.
Die naam heeft tot 2020 op de gevel gestaan, ook al is er in de loop der jaren achter de schermen veel veranderd. Nu is het moment gekomen om het roer om te gooien. Een nieuwe naam, een nieuwe uitstraling, en misschien zelfs wel een nieuwe John. Of eigenlijk de oude John terug.
Dat zal ik uitleggen en je kunt het eigenlijk vergelijken met mijn hardlopen. Vroeger, in mijn professionele hardloopperiode, ging het om tijd, om aandacht en aanzien. Tegenwoordig ren ik zonder klokje om. Ik loop op gevoel en als ik moe ben ga ik wandelen. Vorig jaar liep ik op die manier de marathon van New York. Genoten heb ik. Het ging niet louter om presteren en het lichaam afmatten. Ik beleef het lopen nu heel anders, en ik vind het zeker zo mooi.
Ik wil weten waar mensen voor willen gaan
Dit gevoel loopt gelijke tred met de manier waarop ik mijn winkel wil draaien. Ik wil niet koste wat kost schoenen verkopen, ik wil de mens achter de klant leren kennen. Zo was het in die begintijd ook. Ik nam de tijd voor mensen, sprak met ze, leerde ze kennen, wist waar ze voor wilden gaan. Tegelijkertijd was dat waar ík voor wilde gaan: de mensen zo begeleiden dat ze gehoord werden in hun doelstelling, en daar wil ik naar terug. De mens moet centraal staan. Die schoenen zijn letterlijk en figuurlijk bijzaak.
Ik weet dat je sportschoenen via internet kunt kopen. Ik weet ook dat die menselijkheid daar totaal geen rol speelt. Dat er niet gevraagd wordt waar je voor gaat in het leven, waarom je loopt, waar je van geniet. Jouw verhaal doet er niet toe. In mijn winkel staat dát juist centraal.
Mijn levenservaring, ook als ondernemer, neem ik daarin mee. Ik heb moeilijke tijden gekend, tegelijkertijd ook fascinerende dingen meegemaakt. Als voorbeeld noem ik de Elfstedentocht van 1997, waarna mijn bedrijf na die moeilijke beginperiode in één klap weer financieel gezond was. Dat had niets met schaatsen te maken, wel met mijn ondernemersgeest en enthousiasme voor sport. Toen ik namelijk het vermoeden had dat die Elfstedentocht door zou gaan, reserveerde ik in de Frieslandhal de grootste stand, vooraan. Kostte me tweeduizend gulden, die ik eigenlijk niet had. Ik regelde dat vier fabrikanten van sportmaterialen elk vijfhonderd gulden zouden betalen om hun waar in mijn stand aan te bieden. Ik zei ze dat de opbrengst van alle verkoop voor mijn zaak was, wat over was moesten ze terugnemen. Ik had tien man personeel staan. Het werd gekkenhuis. Nu moet je weten dat er in die tijd nog geen mogelijkheid was om met pin te betalen. Tijdens het evenement heeft mijn moeder drie keer naar de bank moeten fietsen met aan het stuur een enorme tas vol contant geld. We moesten het gewoon tussentijds storten, zo goed ging het. Ik was in één klap uit de financiële zorgen.
Ik kon door met mijn winkel en organiseerde vanuit Running Center allerlei sportieve activiteiten. Crosswedstrijden in de wintermaanden, een baancircuit met alle mogelijke atletiekonderdelen in de zomer, en ik stond aan de basis van Start to Run. Daarmee heb ik veel mensen aan het lopen gekregen. Mensen in beweging krijgen, vind ik nog steeds fijn.
Ik zocht naar nieuwe energie, nieuwe uitdagingen
Het ging in al die jaren met ups en downs. In 2005 nam ik de stap de zaak te vernieuwen, in 2011 wilde ik het hele pand verkopen. Met een creatief team vertrok in naar New York om te brainstormen, om nieuwe plannen te ontwikkelen. Het moest anders. De concurrentie in de detailhandel en die van internet waren groot. Toen door omstandigheden de verkoop niet doorging, verdwenen de plannen in de kast. Met de belangeloze hulp van mijn accountant wist ik het financieel te redden, maar in de jaren erna raakte ik steeds verder in een dal. Ik had geen idee hoe ik me moest gaan onderscheiden, hoe het verder moest. Ik kon mezelf niet meer motiveren.
In de zomer van 2018 besloot ik met een lijst met vragen over de toekomst een week naar Terschelling te gaan. Ik zocht naar antwoorden en ging ook praten met coaches. Ik heb me afgevraagd waar ik blij van werd, wat mij weer energie zou geven. Ik vroeg me ook af wat de belangrijkste dingen zijn in het leven en ik heb kritisch naar mijn bedrijf gekeken. Er ontstonden nieuwe plannen, en misschien is het synchroniciteit of wat dan ook, maar ik ontmoette ook de jongens weer waar ik toentertijd mee naar New York was gegaan. Eén van die gasten herinnerde me eraan dat ik hem, in het Central Park, had aangezet tot hardlopen. Hij rent nog altijd drie tot vier keer per week. Nu wilde hij iets voor mij doen, en het plan uit 2011 kwam weer op tafel.
Ik had voor mijn zaak al een nieuwe naam bedacht, die vervolgens door één van die vrienden direct de prullenbak in werd gemieterd. Hij stelde een andere naam voor die veel beter de lading dekte. Die naam is het geworden, met nieuwe energie. Klaar voor de toekomst!